IJsland

32912890
32662890
32572890
32242890
31952890
31692890
31512890
31192890
30662890
30462890
30192890
30082890
29552890
29422890
29182890
28992890

Precies een jaar na ons rondje Limfjord rijden we weer door de glooiende landschappen van Noord Jutland met fel geel bloeiend koolzaad. Op de route naar de veerboot naar IJsland passeren we Aalborg, onze laatste bestemming van een jaar geleden.
Hoewel we in Hirtshals al ruim voor vertrek bij de veerboot zijn kunnen we toch direct aan boord. Even nog een ommetje doen laten we maar achterwege. Aan boord hebben we een mooie hut met behoorlijk grote ramen op het zevende dek. Drie nachten zal onze overtocht duren, met een tussenstop op de Faroereilanden, waar we ruim vier uur van boord kunnen om de hoofdstad Tórshavn te verkennen.

Onderweg varen we langs de kusten van van Zuid Noorwegen, langs Mandal en Brusand, waar we een aantal jaren terug hebben gekampeerd tijdens ons rondje naar de Preikestolen en Oslo. We zien verschillende rotseilandjes voor de kust en een vuurtorentje met bijgebouwtjes, maar voor verdere details is de afstand net te groot.
De volgende middag varen we rakelings langs Unst, het noorderlijkste Shetland eiland, met de vuurtoren Muckle Flugga op een steil rotseilandje voor de kust.

Faroereilanden, Tórshavn

In de vroege ochtend na de tweede nacht op de veerboot varen we de Faroereilanden binnen. Via de zuidelijke eilanden gaan we naar de hoofdplaats Tórshavn, waar we een paar uur rond kunnen kijken. Voor een groot deel van de passagiers is dit de eindbestemming van de overtocht, wij varen rond lunchtijd weer verder.

De stad is op maandagochtend nog niet wakker. Het wordt een snelle en rustige rondwandeling door het oude deel van het havenstadje. Vanaf de vesting met het vuurtorentje naast de haven wandelen we nog een stukje langs de kust, waar schapen vredig langs de rotsen grazen.

Na de lunch verlaten we de Faroereilanden aan de noordzijde. Ruim twee uren varen we langs verschillende rotseilanden die als grote groene en grijze steenblokken uit het water steken. Het verbaast ons op deze steile hellingen en kliffen bebouwing en zelfs hele dorpen aan te treffen. Het is zo adembenemend mooi, na elke rots duikt er telkens een nieuwe op, je blijft maar foto’s maken.

Zodra we weer in open water zijn blijkt deze ruiger dan tot nu toe. Het rollen en stampen doet een aanslag op de maag. Een lopend buffet onder deze omstandigheden was niet echt een goed idee. Achteraf hadden we voor de avondmaaltijd beter het a la carte restaurant kunnen kiezen.

Aankomst op IJsland

In de loop van de ochtend varen we IJsland binnen. Onder een stralend zonnetje bereiken we Seydhisfjördhur aan de oostkant van het eiland, via alweer een schitterend fjord tussen de rotsen. We halen een extra gastank, IJslandse kronen en verse groente en zuivel. Dan beginnen we aan het eerste deel van onze rondreis, de Ring Road.

Vanaf de haven begint de weg te klimmen en we rijden een heel stuk in grijs hoogland, met beekjes en watervallen van smeltend sneeuw. Vervolgens komen we in een soort maanlandschap met wijdse grijze en gele vlaktes, met veel stenen en kiezels. Door de harde wind ontstaan er zandstormen die je als een mist het zicht ontnemen. Uitstappen om een foto te maken is een riskante onderneming, je wordt bijna weggeblazen en autodeuren moet je goed tegenhouden.

Myvatn

We zijn inmiddels aangekomen in de regio Myvatn, met een groot meer in een gebied van vulkanen, watervallen, natuurbaden en geisers. Onze camping voor de komende twee nachten ligt tussen het meer en een gigantische krater, Hverfjall.
Vanaf de camping zie je de pluimpjes stoom uit het pijpenstelsel van de geothermische krachtcentrale, Krafla. De vulkanische activiteit in de bodem wordt hier gebruikt voor energiewinning. Iets voorbij de centrale ligt de krater Viti (de hel) die vol water staat. Ook vind je hier de reusachtige wattervallen Dettifoss en Selfoss, in dezelfde waterstroom. De ochtend van ons tochtje door deze regio begon om het vriespunt, met sneeuw en hagel. Bij de watervallen brak de zon door en werden we er beloond met een schitterende regenboog boven het water, van oever naar oever.
Aangrenzend ligt het okerkleurig hete bronnengebied, Hverir, met naar zwavel ruikende wellen, stoomheuveltjes en pruttelende modderpoelen.

De zon gaat hier ‘s avonds na elven pas onder en is ‘s morgens voor drieën alweer op. We moeten ons daarom maar dwingen op een gegeven moment de gordijntjes van de camper dicht te schuiven en naar bed te gaan. Een aparte ervaring dat het de hele dag licht is, helaas is dan ook de kans op Noorderlicht vrijwel nihil. Maar ja, je kunt niet alles zien in één vakantie. Zoveel oeh’s en ah’s passen er simpelweg niet in één dag. Na het bezoeken van een aantal natuurwonderen moet je simpelweg beslissen dat het genoeg is voor die dag. Dan is het tijd om even rustig een prakje te koken, wat te lezen en vooral de foto’s te schiften. Als je de hele dag plaatjes aan het schieten bent is wissen en sorteren verstandig. En dit was nog maar onze tweede dag op IJsland!

Na een heerlijk ontspannen badderen in het thermaalbad van Jarbodin, warmwaterbronnen vergelijkbaar met de Blue Lagoon, verlaten we Myvatn. Aan de westkant van het grote merengebied wordt het steeds groener en heuvelrijker. Er komt meer bebouwing, van her en der een boerderij tot enkele gehuchtjes. Op de akkers wordt gehooid. 
Wanneer we een uurtje onderweg zijn komt in de vallei opeens de Godafoss in zicht. Alweer zo’n knots van een waterval, deze is halfrond en te benaderen van zowel onderaf als bovenaf, van de linker en de rechter oever.

Het zwemmen en klauteren heeft ons hongerig gemaakt. Dan komt het gemak van een keuken aan boord echt van pas. We bakken even een stapeltje pannenkoeken op de parkeerplaats, wat een luxe. 

Akureyri

Onze route van deze dag eindigt op de camping bij Akureyri. Deze tweede stad van IJsland telt ongeveer evenveel inwoners als Dokkum. Het is een havenstad, aan een groot fjord. We gaan even lekker shoppen in de enige winkelstraat en beklimmen de trappen naar een wel heel bijzondere kerk, van waar je een groot deel van de stad kunt overzien. 

De noordelijke fjorden

Na een overnachting op de ruime groene camping iets buiten Akureyri gaan we langs het fjord Eylafjördur, de langste van IJsland, naar het noorderlijkste punt. We rijden tussen de groene akkers langs de westoever, aan beide zijden rotsgebergte met besneeuwde toppen. Het repeterende patroon van rotstoppen doet ons denken aan gigantische Toblerones, de chocoladerepen die je in pyramidepuntjes kunt breken. Sneeuwscooters staan geparkeerd, wachtend op het volgende seizoen. ‘s Winters is het hier een skigebied, in de zomermaanden vooral een uitvalsbasis voor walvisspotten. 

Ten noorden van de havenplaats Dalvik maken de akkers plaats voor kliffen, vanwaar watervalletjes in het fjord uitkomen. We komen door een kilometers lange tunnel met maar één rijstrook. Omdat de tegenliggers voorrang hebben zijn er om de paar honder meter parkeerhaventjes om ze te kunnen laten passeren. Meerdere malen moeten we hier even gebruik van maken, er zijn hier gelukkig nauwlijks auto’s op de weg. De route van vandaag is dan ook een uitstapje van de Ring Road.

Na nog een paar tunnels bakken we een eitje in de haven van Siglufjördhur. Een behoorlijke plaats, met hotels en restaurants, aan de noordkant van het fjord. De route gaat rakelings langs de kliffen, naar de volgende eenbaans tunnel. Na het noorderlijkste punt van deze landtong, op nog geen vijftig kilometer van de poolgrens, keren we via de oostoever van het volgende fjord, Skagafjördhur, weer landinwaarts, of hoe dat maar heet bij een eiland. We rijden nu weer door bemoste rotsheuvels en er zijn kleine rotseilendjes voor de kust. Dan steken we de landtong over voor onze eindbestemming van vandaag, een camping aan de kust van het fjord Húnafjördur. Hoewel, camping is een groot woord, het is eigenlijk alleen een kampeerterrein, er staan enkele campers op de groene veldjes met paadjes en stroomkastjes. Verder is er een blokhut met gezamenlijke keuken en sanitaire voorzieningen. Een slagboom of iets dergelijks en een receptie of beheerder zijn niet aanwezig. We installeren ons ook maar op een mooi plekje met zicht op het water. Na ons zoeken nog een paar campers een plekje op het terrein. En dan komt er een personenauto langs rijden. De dame stapt uit, met pinapparaat en kwitanties. De bestuurder beheert de beurs voor contant geld veilig vanachter het stuur in de auto. Nadat ze alle kampeerders bezocht hebben vertrekt de auto weer van het terrein. De volgende ochtend, in het stralende zonnetje, krijgen we wel echt het camping gevoel, met de bekende ochtendrituelen bij de blokhut. Iedereen bereidt zich voor op de nieuwe, veelal reisdag. Er wordt gewassen en afgewassen, water bijgevuld en even een goede morgen over en weer gewisseld. Vrijwel iedereen doet nog even een rondje door de haven, waar net een bootje te water wordt gelaten.

Richting het Westen

We laten het fjord achter ons en belanden in een weids gebied van drassig glooiende laagvlakten, dooraderd met kreekjes en poeltjes. Deze hele regio is een uitgestrekt paardengebied.

Wanneer er geleidelijkaan meer bergruggen langszij ontstaan worden de stromen groter, kleine watervalletjes komen erin uit. We passeren de eerste betonbrug van IJsland, destijds gebouwd als deel van het trekpad naar Akureyri. En dan komen we opnieuw in lavavelden. We stoppen bij de officiële provinciegrens naar West IJsland, Vesturland, om een paar kraters te bekijken. Via een stelsel van houten trappen kun je doorlopen tot de kraterrand, die je helemaal rond kunt lopen. Vanaf de kraterrand heb je mooi zicht op een tweede krater.

West IJsland heeft rotsgebergten en fjorden in de vorm van een soort gewei of grote meertandige vork. Omwille van de tijd zullen we dit moeten overslaan. Het maakt dan ook geen deel uit van de Ring Road. 

Tegen zessen parkeren we de camper op het gravel van de camping achter een restaurant. Het kampeerseizoen is er nog niet helemaal begonnen, de groene veldjes zijn nog afgesloten. Er is een sober toiletgebouwtje, dat meer weg heeft van een voorziening op een bouwplaats, maar meer hebben we ook eigenlijk niet nodig. Een functionerende douche was wel prettig geweest. Toch staat het hier tjokvol. Ook de Ijslanders zelf gebruiken dit Pinksterweekend zo te zien om er even opuit te gaan en bij de camper de gasbarbecue aan te steken. En niet alleen in campers, er wordt hier regelmatig gewoon in de auto overnacht. Op onze eerste camping keken we daar wat raar van op, maar hier staan er weer een aantal geparkeerd als slaapplaats.

We zijn hier wederom in vulkanisch gebied, waar stoom vlak onder het oppervlak zit en op verschillende plaatsen als dampende stroompjes uit de grond komt. Ook hier is er een energiecentrale met bovengrondse pijpleidingen. 

Snæfellsnes

Vandaag gaan we naar het schiereiland Snæfellsnes, genoemd naar de met ijskap bedekte berg aan het uiteinde. Volgens de reisgids was deze berg de inspiratiebron voor Jules Verne’s Reis naar het middelpunt der aarde.  

Helaas zullen we de ijskap voor waarheid aan moeten nemen, de berg en zeker de top blijven vandaag in een dikke nevel gehuld. Op deze regendag moeten we het stellen zonder vergezichten. Erg jammer, want de weg voert ons vlak langs open zee aan de linkerhand en het gebergte met watervallen en beekjes op rechts.

De stop voor een soepje is aan de kust bij Arnarstapi, aan de voet van de Stapafelberg. De voet kunnen we wel zien, de berg zelf niet. De berg is volgens de vertellingen de woonplaats van elfen. En volgens een andere IJslandse sage is er sprake van een trol die in de gletsjer Snæfellsjökull woont. Aan de kust bij Arnarstapi staat een standbeeld van deze trol. De kust zelf heeft steile zwarte kliffen, waar de golven tegenaan beuken en vogels zich in nestelen.

We bereiken nu het uiterste punt van het schiereiland, het Snæfellsjökull National Park, een groot lavaveld, dat eindigt met adembenemende kliffen in het wilde water. Onverharde paden lopen naar de beide vuutorens van Öndverdarnes. Wanneer we het National Park aan de noordkant verlaten komen we in toeristisch gebied. Langs de kust is er een lint van vakantiehuisjes, hotels en meerdere campings tussen de dorpjes. Bergen en watervallen reiken hier bijna tot aan het water. De bekendste berg, Kirkjufell, uitgegroeid tot een icoon voor het land, staat zelfs volledig in het water. Deze moeten we morgen, bij hopelijk wat beter weer, maar es rustig gaan bewonderen. Voor nu eerst maar weer eens een slaapplaats opzoeken. 

De Lonely Planet reisgids geeft aan dat het schiereiland in een dag te doen is, maar dat je ook kunt kiezen er twee ontspannen dagen voor uit te trekken. Dit handzame reisgidsje en de uitgebreide beschrijving van de NKC camperroute, die je ook in groepsverband kunt boeken, zijn onze reisbijbels. Wij kiezen voor ons bezoek aan het schiereiland, net als de camperroute van de NKC, voor de relaxte variant en plannen er dus twee dagen voor in. We strijken neer in Ólafsvik, op een fris en modern kampeerterrein, waar ook de beheerder niet aanwezig is, maar twee maal per dag langskomt om het stageld te innen. Ólafsvik ligt net buiten het Nationaal Park, aan de voet van de Snæfellberg, vlak aan het brede Breidafjördur fjord.

In dit fjord, op slechts een paar kilometer van de camping nemen we ruim de tijd om de Kirkjufell, met ernaast de watervallen, te bekijken, een toeristische trekpleister. Vandaag kunnen we wel in droog weer foto’s maken, maar donkere luchten blijven dreigen, de zon laat zich maar weinig zien helaas. Toch, of misschien juist daardoor, lukt het ons maar slecht deze bijzondere kust los te laten. Na elke bocht zetten we even de camper stil om ons aan het uitzicht te vergapen. 

Reykjavik

Bij Borgarnes verlaten we het schiereiland en maken we nog even een ommetje aan de kust van het Borgarfjördhur fjord, de regio waar de eerste kolonisten IJsland binnenkwamen. De weg vervolgt langs de steile Hafnarfjallberg en duikt dan onder het Hvalfjördur fjord, vertaald het Walvisfjord, door naar de baai waarin Reykjavik ligt. De reisgids vertelt ons dat de hoofdstad zijn naam te danken heeft aan de stoomwolken in het landschap, letterlijk betekent Reykjavik namelijk Rookbaai. De komende twee nachten verblijven we er op de stadscamping. Zo kunnen we een volle dag de stad verkennen.

Stadscampings zijn meestal niet de gezelligste, maar voor een stedentripje verreweg het handigst. Met de stadsbus, die veelal vlak bij de ingang een halte heeft, ben je in een mum van tijd voor een habbekrats in hartje stad. En hier is het niet anders. 

Onze wandeling begint bij Harpa, het imposante concertgebouw aan het water, waar je zowel van buiten als binnenin de honingraatstructuur van de ramen kunt zien verkleuren als je er langs loopt. Vanaf het concertgebouw loop je zo de oude haven van de stad binnen, met op de kades veel fel gekleurde eethuisjes met terrassen. 

Voor we het oude Reykjavik gaan bekijken laten we ons eerst in het museum informeren over het ontstaan en de geschiedenis van de stad. Zo komen we te weten dat het Tjörnin, het Pond, de centrale vijver, al door de eerste bewoners van deze streek is aangelegd door het afdammen van een opening naar zee. In het museum is de opgraving van de Viking boerderij uit de tiende eeuw te zien, het museum is er in feite omheen gebouwd. 

Reykjavik is heel lang een klein stadje gebleven, en momenteel is het nog steeds kleiner dan de stad Groningen. In het oude deel zie je veel laagbouw, vrijstaande huizen met tuinen en geschakelde huizen, zowel van hout als van steen, maar ook veel gevels zijn bekleed met golfplaat, in alle kleuren van de regenboog. De hoog- en nieuwbouw steekt daar behoorlijk bij af, met veel spiegelende vlakken en beton.

Naast de winkelstraten, met veel toeristen en souvenierwinkeltjes, zijn in ieder geval de gigantische betonnen Hallgrimskerk en het restaurant in de glazen koepel op het warmwater-distributiecentrum van de stad, Perlan, een must. Daar voegen we, uit geheel persoonlijke interesse, het genieten van een wel heel exclusief gebakje, geserveerd als een waar culinair hoogstandje, in de tot hotel verbouwde oude apotheek aan toe. 

Na een hele dag slenteren, shoppen en dikkedakken pakken we de bus weer terug naar de camping. Dit dagje stad was een leuke afwisseling zo halverwege onze rondreis, maar morgen duiken we weer lekker de natuur in, we zijn voor nu even genoeg in de drukte geweest.

Bij de voorbereiding van deze reis hadden we natuurlijk wel onze twijfels en vooral vragen. Hoe zou het ons bevallen en wat neem je mee wanneer de temperatuur ‘s nachts daalt tot het vriespunt en het overdag op een gunstige dag hoogstens een graad of tien zal worden. De stoelen en tafel die standaard in de ruimte onder het bed liggen hebben we daarom maar thuis gelaten. Daarvoor in de plaats hebben we een paar kratjes houdbare etenswaren meegenomen. Achteraf wel handig, omdat je geen stress hebt van op tijd boodschappen doen, maar nodig is het tot nu toe niet geweest, er zijn op de route ruim voldoende supermarkten.  In de camper zit sowieso al een heerlijk bed. En met ons donsdek van thuis in plaats van het campingdekbedje hebben wij het nog geen nacht koud gehad. Ook ‘s avonds, met een schapenvachtje op de gedraaide autostoelen, pantoffels zodat de wandelschoenen even uit kunnen en luchtverwarming uit meerdere punten is het een aangenaam huisje op wielen. En het is ons eigen vertrouwde huisje, met onze eigen spulletjes aan boord, dat is toch wel erg fijn.

De volgende morgen kunnen we het toch niet laten. In het grote winkelcentrum, Kringlan, met tachtig winkels over drie etages doen we nog wat aankopen en dan verlaten we de hoofdstad.

Golden Circle

We duiken het Zuid Westen in. Met glooiende bemoste vlakken begint hier wat ze noemen de Golden Circle, met drie populaire bezienswaardigheden binnen een straal van honderd kilometer van Reykjavik. Twee daarvan staan op ons programma voor vandaag. De eerste is Thingvellir, een vallei tussen de tectonische platen van Noord Amerika en Eurazië. Deze vallei werd al in de Vikingtijd gebruikt voor volksraadplegingen, rechtspraak en ceremonies, hierdoor wordt deze plek ook wel aangeduid als het eerste parlement van IJsland.

Op naar attractie twee van de Golden Circle, Geysir. We passeren meren en plassen in een licht glooiend landschap. Heel geleidelijk klimmen we omhoog. In de verte zien we weer ijskappen op de bergen. Deze vakantie hebben we al vele kerken op de route aangetroffen, elk gehuchtje heeft er wel eentje. Veelal zijn het sobere uiterst moderne Lutherse kerkjes. Bij het kerkje dat we nu op de route aantreffen moeten we toch echt even stoppen. Het is een kerkje van blauwe stalen platen met een golfplaten dak. 

Aangekomen bij Geysir kunnen we overnachten op de camping naast de kokende borrelende waterbronnen en de heetwater fontein. Wanneer alle omstandigheden juist zijn, zodat er afsluiting van een heetwaterpunt kan ontstaan waar zodanig druk opgevoerd wordt dat temperaturen boven het kookpunt stijgen, dan kan een bron een waterspuwende geiser worden. De oorspronkelijke geiser, Geysir, is door een aardbeving begin deze eeuw dusdanig beschadigd dat deze sindsdien geen water meer spuugt, de geiser is “dood”. De naastgelegen heetwaterbron, Stokkur, is nog wel actief. Deze geiser spuugt elke vijf tot tien minuten een fontein van zo’n vijftien tot dertig meter hoog.

Tegenover de camping zijn er vakantiehuisjes, een hotel, restaurant en souvenierwinkel. In de Golden Circle is het toerisme al aardig op gang gekomen. Neemt niet weg dat deze camping voor een overnachting bijzonder is, het parkachtige groene kampeerterrein, zo in het zonnetje aan de voet van de bergen, met zulke natuurwonderen op steenworp afstand. En wanneer we na het avondeten nog een keertje bij de geiser gaan kijken lijkt het of de hele berg staat te dampen.

En eerlijk is eerlijk, het is hier ook echt wel een gouden hoekje IJsland. De Gulfoss, Gouden waterval, is er eentje waar we uren hebben rond gelopen. Op drie niveaus kun je deze reus van een waterval bekijken. Het water klettert met donders geweld en veel nevelregen een steile afgrond in. 

Hier komen ladingen toeristen uit reisbussen en klauteren de trappen van het aangelegde park langs de kliffen op en af. Bij de grote parkeerplaats, net als bij Geysir, een restaurant en souvenierwinkel. Het is er kneiter druk en wij doen vrolijk mee. We gaan er voor de fish and chips en laten ons verleiden tot wederom het kopen van wat tastbare herinneringen.

Skógar

De Zuid West hoek is de warmste streek van IJsland. Momenteel is het hier lekker zonnig en zelfs zeventien graden rond lunchtijd. Wanneer we Gullfoss achter ons laten komen we in groen bijna vlak land, agrarisch gebied met veel kassen, schapen, uiteraard weer veel paarden en her en der een paar koeien. Ook is het een geliefde regio voor vakantiehuisjes en buitenverblijven zo te zien.

Richting de zuidkust wordt het steeds platter en groener. Beekjes meanderen er doorheen. Langs de weg op diverse plekken bos in aanbouw, zowel loof- als naaldbomen. We buigen even van de hoofdroute af om de ferry naar Vestmannaeyar eiland uit te zwaaien. In de haven zwemt een zeehond en steekt tot twee keer toe even zijn kopje boven water. De ferry vaart zeven maal per dag naar het rotseilandje iets voor de kust. We overwegen mee te varen, of misschien morgen? We besluiten het toch maar bij de Ring Road te houden. Als we alles willen zien moeten we simpelweg nog maar een keer een vakantie naar IJsland plannen. 

De route hervattend gaat het vlakke gebied abrupt over in een wal van bergruggen. Ze rijzen zo op uit het niets dat er watervallen van de rand stromen. De Skógafoss is hiervan de bekenste. Het water klettert hier ruim zestig meter recht naar beneden. IJslanders zijn dol op vertellingen, sages en legendes van trollen en elfen. De legende in dit geval is dat er een pot met goud achter de waterval verstopt zou zijn, maar tot nu toe heeft nog niemand die kunnen vinden. Nou, ik ga hem ook niet zoeken als je het niet erg vindt. We doen even niks meer, zetten de camper langs de benedenloop van de waterval op een camperplek en laten in het naastgelegen restaurant eens lekker voor ons koken.

Het Zuiden

Amper van de camping af gaan we alweer voor een natuurwonder, de Sólheimajökul gletsjer. Deze gletsjertong kun je via een klein gravelpad benaderen en zelfs even op staan. Wil je verder de gletsjer op, dan kan dat wel, maar alleen met begeleiding van een gids.

Door de vlakke kuststrook rijden we naar de rotsformaties aan de kust bij Dyrhólaey, met grote stenen poorten in zee. We zitten momenteel midden in het broedseizoen. In de holtes van de hoge rotswanden hebben vogels zich genesteld. Anderen vliegen af en aan om voedsel te brengen.

Iets verderop keren we nogmaals van de Ring Road af richting kust, naar Reynisfjara, waar gigantische basaltkolommen aan het zwarte strand doen denken aan een enorm kerkorgel. En bij onze vorige stop zagen we ze ook al, maar hier ben je nog een stuk dichter bij de formatie van de drie stenen in zee die, zoals hier de legende vertelt, een vergane driemaster van de trollen zou zijn. 

Kennelijk hebben dergelijke natuurverschijnselen hier een grote symbolische waarde. Zowel bij de Skógafoss als hier op het zwarte strand van Reynisfjara zien we bruidsparen voor een fotosessie.

Deze bijzondere rotsen treffen we in de slechts dertig kilometer kust tussen Skógar en Vik. Vik is mega toeristisch, met tankstations, winkels, vakantieappartementen en hotels. We vullen even ons rantsoen weer aan en gaan snel verder. Na Vik komen we in dorre kale vlaktes, met afwisselend zwarte velden, als ware het slecht geasfalteerd terrein, dan weer okergroene vlakten met ronde stenen en keitjes als een grote bemoste grindvlakte. Deze door gletsjers geschaafde landschappen worden hier Sandurs genoemd. In deze regio treffen we op de weg meerder fietsers aan. Die zijn we tot nu toe eigenlijk nog niet tegen gekomen. 

Wanneer we de bergen naderen moeten we eerst door een waas van stof. Dan, als vanuit het niets, duikt de volgende ijskap op in de verte. Vandaag gaan we nog niet zover, we zoeken een plaatsje op de camping bij Kirkjubæjarklaustur. Dit is eigenlijk de eerste camping zoals wij ze kennen, met een bemande receptie en een echte entree. Op de camping heerst een gezellige drukte. Iedereen geniet van het mooie zomerse weer, velen in korte broek en T-shirt, lekker lui in een campingstoeltje, of actief met een balspel. Er wordt gebarbecued en gekookt in de gezamenlijke keuken. Het is vrijdag en net als vorige week loopt het ook hier vol met weekend vierende IJslanders. Naast de gebruikelijke campers nu ook veel, meestal erg grote, caravans, vouwwagens en tenten. Alles staat hier kris kras door elkaar. Omdat we op deze camping geen stroompunt meer konden krijgen hebben we ons voor het opladen van de apparaten even aan een picknicksetje bij de keuken geinstalleerd, met een biertje en een glaasje wijn, vakantie! Na het avondeten beklimmen we net buiten het dorpje de trappen naast de dubbele waterval Systrafoss naar de bron ervan, het bergmeertje Systravatn. De namen van dit dorp en de wateren zijn afgeleid van de zusters en hun klooster dat hier gestaan heeft.

Dit is wel een heel aparte kampeerervaring. Om middernacht is het nog zo licht, je krijgt gewoon geen signalen dat de dag voorbij is. Ook om ons heen worden er nog voortenten opgezet, luchtbedden opgeblazen en kinderen spelen nog buiten. We spraken een IJslands stel uit de buurt van Reykjavik. Nu de lange winter eindelijk voorbij is waren ze echt toe aan een weekendje in het zonnige zuiden. Zo te zien geldt dat voor veel van de kampeerders om ons heen. Iedereen maakt het laat en de volgende ochtend is het nog lang rustig op de camping.

Wij doen het ook rustiger aan dan anders deze ochtend, we hebben niet zoveel op de planning staan voor vandaag. De reis van nog geen honderd kilometer heeft een tweetal bezienswaardigheden. De eerste rijd je zo voorbij, we moesten dan ook verderop even keren. We lazen het in ons reisgidsje en het staat ook wel aan de weg vermeld, maar hier stoppen om een landweggetje in te lopen doen er kennelijk nog niet zoveel. Toch is het zeer de moeite waard deze vervallen nederzetting, Nüpsstadur, met grasgedekte huisjes en kerkje aan de voet van de kliffen van Lómagnúpur te bekijken.

Hier komt ook de Duitse fietser van gisteren weer voorbij, hij is van plan de hele Ring Road op de fiets te gaan afleggen. We wensen hem een goede reis. Hier kan hij nog tempo maken, we zijn hier namelijk in de grootste Sandur van de wereld volgens Lonely Planet, de Skeidarársandur. Hier komen gletsjertongen bijna tot aan de berm van de weg. In negentienzesennegentig hebben aangelegde wallen echter een gletsjervloed niet kunnen voorkomen. Langs de route staat een gedenkpunt ter herinnering aan deze ramp, waarbij meerdere bruggen vernietigd zijn.

Skaftafell

Het reisdoel voor vandaag is Vatnajökull National Park, met een camping aan de gletsjertong Skaftafellsjökull. De bijna driehonder kilometer brede Vatna ijskap komt op meerdere plaatsen als gletsjers richting zee. De Skaftafelgletsjer is de meest westelijke. We zullen hier twee nachten blijven, er is hier zoveel te zien. In de beboste Skaftafell rotsen zijn er diverse watervallen. De Svartifoss, Zwarte waterval, is het spectaculairst, met aan beide zijden brede muren van basaltzuilen. Er is een wandelroute naar de top van de berg uitgezet waar je gelukkig op de lastige delen even met een paar traptreden of vlonders overheen geleid wordt.

We eindigen de dag zoals we hem begonnen, lekker lui, en warmen een kant en klare lasagne op die we gisteren in Vik hebben gehaald. Het verbaast mij altijd hoe goed dat in zo’n camping oventje gaat. In feite is het niet veel meer dan een broodrooster op z’n kant die je kunt afsluiten met een glazen deurtje, maar we maken er ovenschoteltjes en pizzaatjes in en bakken er croissantjes en broodjes in af.


Wie had dat gedacht, dat we de volgende dag de kratjes en de schapevachtjes nog zouden gebruiken om er buiten op te zitten. Het moet hier wel bijna twintig graden zijn in het zonnetje. Voor de gletsjer vast niet echt de bedoeling, maar voor nu wel erg lekker. Na het ontbijt eerst even bij de gletsjertong kijken, nu er nog zon is, vanmiddag wordt er veel bewolking en zelfs regen verwacht.

Een wandelroute van nog geen twee kilometer leidt je van het bezoekerscentrum naast de camping tot aan het gletsjermeertje met ijsschotsen dat voor het einde van de muur van opgekruid ijs ligt. Je kunt bovenaan zien dat de gletsjer een uitloper is van een breder ijsvlak. Dat dit een ijskap is van honderden kilometers breed is wel een beetje een bizar idee.

Diamond Beach

Het lukt ons niet zonder onderweg een paar keer te stoppen rechtstreeks naar Diamond Beach te rijden. We zijn vroeg opgestaan, we hadden de wekker om zeven uur gezet, om voordat de bussen aankomen op het beroemde strand te zijn, waar de ijsbrokken met het gletsjerwater naar zee spoelen. Als glinsterende sculpturen moeten ze daar op het zwarte strand liggen, een walhalla voor fotografen. We willen daar ook rustig de tijd voor nemen, maar de regenboog die we boven de gletsjer bij Fjallsárlón spotten lokt ons van de route. We zetten de camper aan de kant en lopen over het heuveltje naast de parkeerplaats. En dan staan we opeens voor een adembenemend mooi gletsjermeer met ijsschotsen. Op de parkeerplaats wordt het steeds drukker. Mensen stappen uit voor glacier hikes en ice lagoon boottochtjes, maar de zon lokt ons naar het strand.
De ijsschotsen waar we naar toegaan komen vanuit het Jökulsárlon gletsjermeer via een brede maar korte rivier onder de brug van de Ring Road door in een krachtige waterstroom richting zee. Meerdere schotsen belanden op het strand, aan de beide oevers van de riviermonding, waar ze als klompen ijs in allerlei groottes en vormen heel langzaam beginnen te smelten. Tijdens het fotograferen van deze ijssculpturen zwemt er als kers op de taart ook nog een zeehond voorbij.

De strook land tussen bergen en zee is hier op z’n smalst. Als je niet beter wist, zou je denken dat het schrale gras en de glooiingen een duinlandschap is. Maar dan opeens staat er in de linker berm een kudde elanden naast de weg en verderop staan er aan de andere kant van de weg nog twee te grazen. Helaas kunnen we hier langs de weg nergens even stoppen. 

De ijskap Vatnajökull zou aan oppervlak zo’n acht procent van IJsland beslaan en komt met meerdere gletsjertongen als een grote inktvis tussen de bergen door glijden. Na de meest oostelijke gletsjer, de Hoffelsjökull, buigt de Ring Road met een vrijwel haakse bocht naar het zuiden. We rijden Oost IJsland binnen, een totaal andere streek. Op de groene vlaktes wemelt het hier van de schapen.

Höfn

Bij de havenplaats Höfn zijn we weer in de bewoonde wereld. Het stadje wordt van drie kanten omringd door water en parkachtig groen wandelgebied langs kronkelende basaltkades. Vanaf de bankjes in het groen heb je zicht op verschillende waterplassen en de kleine rotseilandjes voor de kust, met de witgetopte bergen als achtergrond. Boven, in en langs het water zijn er noordse sternen en zeemeeuwen druk in de weer. Hier eindigen we de reis voor vandaag, hoog tijd om es flink foto’s te schiften, om de bijna driehonderd plaatjes wat in te dikken.

Höfn ligt op een klein schiereilandje tussen twee zeearmen. Als we de volgende dag even een stukje op de wandelpaadjes van gisteren gaan hardlopen ervaren we de getijden in de baajtjes. We zien, maar vooral ruiken, dat ze droog staan. De hardloopschoenen gaan altijd mee op vakantie, voor het bankje in de camper zit een klein vloerluikje waaronder een bergruimte zit van iets groter dan een schoenendoos, daar passen precies twee paar renschoenen in. Na het hardlopen verlaten we Höfn.

Na slechts zeven kilometer slaan we al weer af van de Ring Road. Hier gaat een onverhard pad naar het puntje Stokksnes, waar een grillige berg tot aan het water reikt, de Vestrahorn. Aan het eind van het pad is er een gezellig cafeetje, een soort herberg, waar je kunt overnachten en uit een ruim assortiment heerijke taarten kun kiezen voor bij de koffie. We kopen er ook een kaartje om nog verder te kunnen rijden. Achter een slagboom kun je er een half vergane filmset van een Vikingdorp bezichtigen. De filmset is bijna vijftien jaar geleden door een filmmaker gemaakt, maar er is nooit een filmopname op deze locatie geweest tot nu toe. Meer genieten we van deze locatie om de berg in vol ornaat te aanschouwen. Aan de kust voor de Vestrahorn zijn er hier bij het zwarte strand ook echte zwarte duinen, dat is een raar gezicht. Verderop is er een mooi stukje rotskust met een vuurtoren. 

Na een laatste blik op de gletsjers keren we de Ring Road weer op en duiken de tunnel in. Aan de andere kant van het gebergte is er weer eenzelfde vlakke kuststrook als voor het schiereiland. 

De oostelijke fjorden

En dan komen we in de oostelijke fjorden. Aan de uiteinden gaat de weg rakelings langs de hoge bergen, die als grote hopen grind tot de berm reiken. Aan de andere kant van de weg direkt water, soms ter hoogte van de rijstrook, dan weer ver in de diepte met een klif. De weg slalomt op en neer langs de natuurlijke obstakels. Langs het water kleine grindstrandjes tussen de rotsen. In de luwte landinwaarts weer de groene weides met schapen. Aan de waterkant hele groepen zwanen en dan, geloof het of niet, opeens weer grazende elanden, want we hebben weer geen mogelijkheid om te stoppen voor een foto helaas. De fjorden zijn zo diep landinwaarts dat de ijskap alweer in zicht komt.

Djúpivogur is de volgende stop op de route. Het is een knus scandinavisch havenplaatsje. Vanuit de haven zien we een watertaxi volgeladen heen en weer naar het eilandje Papey varen. In het diepere water ligt een cruiseschip en nog iets verderop grote ronde basins in het water van de viskwekerij in het fjord.

Des te noordelijker we komen, des te meer sneeuw op de toppen en watervallen aan de voet van de bergen. Vanuit Berunes, aan het puntje van de overkant van het fjord kijken we over het water de haven van Djúpivogur nog een keer in. Waar het fjord op z’n smalst is gaat de Ring Road met een brug van de ene naar de andere oever en volgt dan de kustlijn verder richting het noorden. Vrijwel alle bruggen hebben maar een enkele rijstrook, er wordt niet aangegeven welke zijde voorrang heeft, dit is eigenlijk ook niet nodig, meestal geen tegenliggers.

Bij het laatste fjord daalt de temperatuur fors, de bergen worden steeds witter. Het is inmiddels zeven uur ‘s avonds. We installeren ons op de camping van Fáskrúdsfjördhur, een havenplaatsje dat gesticht is door franse zeelieden en nog steeds franstalige vermeldingen op de straatnaambordjes heeft. We maken er een langere reisdag van dan we tot nu toe hebben gedaan, omdat we morgen de laatste dag op IJsland zijn en we op tijd bij de veerhaven willen zijn voor een plaatsje op de camping daar. Het inchecken voor de terugvaart is namelijk al vroeg in de ochtend.

Vanaf de camping leidt de Ring Road vrijwel direct een zes kilometer lange tunnel in. Aan het eind van de tunnel schittert een nieuw fjord met aan de overkant het havenstadje Reydarfjördhur. De weg blijft alsmaar stijgen, het is vijf graden, watervalletjes om de paar honderd meter, er liggen nog restanten ijs in de geulen en kuilen langs de weg.  

Terug naar Seydhisfjördhur


En dan zijn we terug waar we deze rondrit ruim twee weken geleden begonnen. We leveren de IJslandse gasfles weer in, we hadden hiervoor thuis al een nippel-set aangeschaft en dat werkte super, en gaan richting de veerhaven. Maar voor we bij zee zijn moeten we eerst nog over een bergrug. Deze is zo hoog, dat je het ijs in de berm zelfs aan kunt raken. We rijden rond de kale zwarte rotstoppen en zover je kunt kijken zijn er vlakken ijs en smelwatermeertjes. Uiteindelijk dalen we af naar het groene dal. Van bovenaf krijgen we een mooi overzicht van het stadje waar morgenochtend de boot uit Denemarken aankomt en twee uur later weer zal vertrekken. Nog voor lunchtijd zetten we onze camper op de camperplaats in het rijtje bij de ingang van de camping. Bij ons belletje gisteren informeerde de campingbeheerder dat ze eigenlijk altijd de campers wel ergens een plekje kunnen bieden. Voor de reizigers die met eigen auto de boot op willen en dus meer nodig hebben dan alleen een parkeerplaats met een stroomaansluiting is dat soms wat lastiger.

In het begin moesten we er even aan wennen, maar het kamperen op IJsland is wel heel relaxed. Hier bij de veerhaven zou je een hele drukte verwachten, maar zelfs hier rijd je gewoon het terrein op, zoekt er een leuk plekje uit, koppelt je camper aan een stroompunt en betalen regel je wel wanneer de beheerder weer op z’n post zit, of langs komt om het stageld te innen. Veel campings zijn aangesloten bij de Camping Card waar we op de boot een pasje voor hebben gekocht, een soort prepaid kaart voor achtentwintig overnachtingen. Had achteraf niet gehoeven, veel campings aan de Ring Road doen hier niet aan mee. We halen de kosten er dus niet helemaal weer uit, maar vooruit, dat mag de pret niet drukken. Vanmiddag lekker, net als iedereen hier vandaag, de tijd volmaken met een wandelingetje door het schilderachtige plaatsje, met de pastelkleurige huizen van golfplaat. Nog even genieten van het aangrenzende watervalletje en het contant geld nog een beetje uitgeven in de plaatselijke supermarkt, horeca of in de vele winkeltjes met van alles en nogwat.

Terugreis naar Denemarken

Na een uren durend logistiek proces om de honderden auto’s en campers aan boord te krijgen, een hoop gedraai en gesorteer in het kleine haventje, zitten we weer met een heerlijke bak koffie in het panoramarestaurant op dek negen. Met nog een laatste blik op de steeds kleiner wordende bergen en fjorden begint de overtocht van twee dagen. Op de terugreis meren we midden in de nacht, om drie uur aan in Tórshavn, ook maar een half uurtje. Grote kans dat we dat gaan missen. Maar misschien zetten we ook nog wel even een wekker, we hebben per slot van rekening toch verder niks te doen en helemaal donker zal het waarschijnlijk ook niet zijn. 

De vaartijd terug is aanzienlijk korter, enerzijds omdat de tussenstop vijf uur korter is, maar we varen ook een stuk sneller. Met een snelheid van rond de dertien knopen heen deden we daar meer dan zestig uur over, de tussenstop niet meegerekend. De terugreis varen we ruim twintig knopen en zal deze nog geen vijftig uur nemen. Als ik nu wist wat een knoop was, dan kon ik er een wiskunde A vraagstuk van maken. Maar aangezien het nog steeds vakantie is lijkt me even tax free shoppen een betere optie. 

Als de wekker gaat zien we de boot de Faroereilanden binnen varen. Helemaal licht is het om één uur ‘s nachts natuurlijk nog niet, maar in de schemering valt toch veel te zien van de fjorden die we op de heenreis suf hebben staan fotograferen. De huizen en havenplaatsjes die we nu weer voorbij varen zijn verlicht. Je kunt auto’s zien rijden, rode en groene lichten aan de ingangen van de havens zien knipperen en het licht van vuurtorens of lichten op palen die een rotspunt markeren.

Wanneer we anderhalf uur later Tórshavn binnenvaren is het alweer een stuk lichter. Direct na het passeren van het vuurtorentje op de vesting keert de boot in de haven. Zittend in bed zie ik door de beide grote ramen van onze hut, ook nu weer op het zevende dek, de stad als een film voorbij komen. Meerdere passagiers zijn naar de restaurants of het buitendek gegaan. Ikzelf niet, daar heb ik m’n mannetje voor. En ik had niet anders verwacht, die komt terug met schitterende foto’s, ook van de oever die ik vanuit mijn luie bed natuurlijk heb moeten missen. 

Zodra de boot stilligt in de haven trekken we de rolgordijnen naar beneden en is het binnen weer nacht. We knippen het grote TV scherm in de hut uit, waarop we onderweg steeds de positie en de koers kunnen volgen, net als tijdens een vlucht op het schermpje voor je. De volgende ochtend missen we door dit alles bijna het ontbijt, maar op een lege maag kun je niet varen, dus trekken we toch maar een sprintje richting buffet. Even later passeren we weer de Shetlandeilanden. Deze keer met helderder weer. Het vuurtorentje, als zeebaken op z’n eigen rots, is nu met het blote oog goed te zien. De route buigt hierna iets naar het zuiden, de Noordzee in, weer richting de Noorse kust. 

Deze vroege ochtend, om een uur of vijf, is er meer detail te zien. Ik spot zeilboten, een baggerschip, baaien met zandstrandjes, rotseilandjes daarvoor en enkele dorpen aan de kust tussen de vuurtorens van Lista en Lindesnes. Aan boord nemen we nog een uitgebreid ontbijt voor we bij Hirtshals aan de lange terugreis op de snelweg beginnen. Het is in het noorden van Denemarken lekker zomers en boven de twintig graden. Het koolzaad is inmiddels geoogst en heeft plaatsgemaakt voor helder groene glooiende vlaktes. Onderweg bespreken we alvast de strategie voor een mogelijk volgend bezoek aan het zo veelzijdige IJsland.

Gepubliceerd op
Getagged