Deense Wadden

23142132
22762132
22492132
22362132
21962132
21682132
21422132

Het is nog code geel in Denemarken wanneer we onze Waddenreis vervolgen. De Covid-pandemie die in golven over de wereld trekt veroorzaakt steeds wisselende reisbeperkingen. Waar je mag gaan en staan en welke activiteiten wel en niet zijn toegestaan varieert zo ongeveer per maand en per land. Code geel houdt in dat als je gevaccineerd bent of een recent negatief testresultaat kunt tonen je weer mag reizen en bepaalde evenementen of locaties mag bezoeken. We zijn inmiddels beide gevaccineerd en besluiten verder te gaan met ons Waddenavontuur. Deze zomer ronden we het af met een bezoek aan de drie bewoonde Deense Waddeneilanden.

Ribe

Een camping aan de rand van deze oude stad hebben we gekozen voor de dagtochtjes naar Mandø en Rømø. Ribe is een van de oudste steden van Denemarken, zo niet de oudste. De Ribe Å stroomt met enkele watervalletjes door het oude centrum. De stroming is in het verleden opgesplitst om er watermolens in te kunnen plaatsen. Deze zeeverbinding maakte van Ribe al in Vikingtijd een belangrijke handelsplaats. In Ribe zijn dan ook het Vikingmuseum en het Vikingcentrum toeristische attracties.

Rond de reusachtige kathedraal in het centrum van het oude deel van de stad kun je je vergapen aan de vele straatjes die nog volledig in oude staat zijn. Aan de rand van het oude deel is nog de slotgracht met ruïne van het voormalig koninklijk slot Riberhus, waar rond 1200 de kennelijk zeer geliefde koningin Dagmar woonde. Ze is maar korte tijd koningin geweest van Denemarken, maar overal in Ribe kom je haar naam tegen in straatnamen en in namen van hotels en restaurants.

Aan de rand van Ribe staat een fraai versierde vloedpaal met markeringen van de waterstanden tijdens diverse vloedgolven, die van 1634 was de ergste in het Waddengebied. Op meerdere plekken staan er van deze vloedpalen, er is zelfs een hele route van uitgestippeld.

Esbjerg

Vanuit de oudste stad van Denemarken, Ribe, brengen we een bezoekje aan de jongste stad van het land, Esbjerg. Deze stad is gesticht rond de nieuwe haven die nodig was om de grote zeeschepen te kunnen laten varen op deze regio in de Wadden. Ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de stad in 1994 zijn de beelden van de vier mannen op de dijk gezet, Mennesket ved Havet. Deze dijk is het begin van een regio voor strandrecreatie. Naast zonnen en baden kun je er flaneren op de ruim 600m lange houten promenade langs het strandhotel van Hjerting, een voorstadje van Esbjerg met luxueuze buitenverblijven met zeezicht.

Dat Esbjerg een vrij jonge stad is kun je zien aan de rechte ruime straten in het centrum. De gebouwen zijn er een mengeling van glimmend strakke hoogbouw en fraai versierde bakstenen gebouwen, waaronder ook die van meerdere overheidsinstellingen, zoals van de post, het havenkantoor en de watertoren. Helaas is de watertoren voor bezichtiging gesloten en moeten we het met het uitzicht vanaf de loopbrug en het parkeerdek doen om enigszins overzicht te krijgen over de grote internationale haven.

Marbæk

Iets ten noorden van Esbjerg ligt het natuurgebied Marbæk. Bij de Gulebjerg grenst het bosgebied met heide en vennen met een stijle duinklif aan het Waddenstrand. Het ijzerhoudende zand kleurt op meerdere plekken echt donker roestrood. Ter hoogte van Marbæk eindigt de Waddenzee aan de oostkant in de baai van Ho, Ho Bugt, en aan de westkant bij Blåvand, waar het overgaat in de Noordzee.

Blåvand

We beklimmen de vuurtoren van Blåvand en krijgen van boven duidelijk het samenkomen van de Waddenzee en de Noordzee te zien. De golven langs de Noordzeekust lopen nog een poosje door waar de kust al is geëindigd. Hierdoor vormen ze witte strepen die de hoek markeren waarom het hier de naam Blåvand Huk heeft gekregen.

Mandø

Met de Mandøbus, tracktor met dubbeldekkerwagen, gaan we over het grindpad in het wad naar het eiland. De tocht van drie kwartier is de heenreis goed begaanbaar, er gaan zelfs auto’s, fietsers en campers naar de overkant en terug. De terugreis is het water aardig opgekomen en moeten we op enkele plekken door het water. Een dappere automobilist durft het ook aan. De fietsers achter ons houden het kennelijk voor gezien.

Mandø is een nagenoeg rond eiland. Het heeft duinen aan de kant waar de bebouwing is en dijken om de weilanden. Op het eiland staan enkele vakantiehuisjes, een camping, een paar restaurantjes en een winkeltje. Het verbaast ons dat er naast de dagtoeristen meerdere vakantiegangers toch langer op dit eilandje vertoeven. Het heeft naast de duinen namelijk niet echt een badstrand en aan bezienswaardigheden alleen een kerkje, een molen en een paar boerderijen. Het is er sober en rustig. Wij vonden het een heerlijk eiland om een paar uurtjes op rond te wandelen.

Rømø

Via een dijk die het eiland met het vaste land verbindt maken we een dagtochtje met de auto naar het zuidelijkste Deense Waddeneiland Rømø. Het eiland heeft geen echte dorpen, maar een zevental nederzettinkjes en vooral veel nieuwbouw voor toerisme, zoals vakantiecentra, winkeltjes en horeca. Dit maakt Rømø een echt vakantieoord, maar het mist daardoor wel de knusse eilandsfeer.

We bezoeken er het commandeursmuseum, waar je kunt zien hoe de walvisjagers leefden en werkten. Het is een imposante boerderij die laat zien dat de walvisvaart niet onverdienstelijk was. Ook hier is de Pesel, de pronkkamer, betegeld met Hollandse Delftsblauwe tegeltjes.

Uiteraard moeten we ook even een strandritje maken, als je met de auto op de zandvlakte tot aan de zee mag rijden is dit natuurlijk niet te weerstaan. Omdat onze zoon en zijn vriendin ons een deel van de vakantie vergezellen hebben we nu de luxe van een personenauto om de omgeving te verkennen. Op het zuiderstrand rijden we met z’n viertjes tot aan de Noordzee en kijken op het strand naar Sylt, het noordelijkste Duitse Waddeneiland, waar we vorig zomer de veerboot vanuit Rømø zagen arriveren. Het opkomende water verrast ons echter wel, de terugreis breekt toch even het angstzweet uit.

We sluiten ons dagtochtje over Rømø af met een bezoek aan het schilderachtige kerkje en de hoogste duintop Høstbjerg, van 19m hoog.

Fanø

We verkassen naar Fanø, het noordelijkste Deense Waddeneiland. Op de vrijdagmiddag staan we met aardig wat auto’s in de rij voor een overtocht naar het eiland. Dat was ook wel te verwachten met de voorspelling van het mooie weer voor dit laatste weekend in augustus. De overtocht zelf duurt maar twaalf minuten, maar van de zeven rijen auto’s kunnen er per keer maar twee mee. Gelukkig is er drie keer per uur een afvaart. Eind van de middag zijn we al weer hoog en breed geïnstalleerd op de nieuwe camping. Even voor sluitingstijd van de supermarkt aan de overkant van de weg halen we nog wat te eten voor vanavond. We verbazen ons telkens over de openingstijden van de winkels. Zelfs in de grote plaatsen Ribe en Esbjerg sluiten de winkelstraten al om half zes. Alleen de supermarkten zijn er nog wat langer open.

Wanneer we ‘s avonds op het strand lopen zien we, zoals de reisgids al aangeeft, de paarsige lichtflitsen her en der in de verte. Het zijn barnsteenzoekers met ultraviolette lampjes. Ook na zonsondergang is er nog behoorlijk autoverkeer op het strand. Er gaan twee officiële wegen over vrijwel het hele Noordzeestrand van het eiland. Halverwege deel je de strandweg met de blokarters, we rijden er letterlijk tussendoor.

Op Fanø liggen twee dorpen, Nordby in het noorden en Sønderho in het zuiden, twee sprookjesachtige monumentendorpjes. De oudste huizen zijn klein, laag en rietgedekt. De meeste van deze huizen hebben gestreepte beschildering boven de ramen en de voordeur, een soort wenkbrauwen, in wit, groen en zwart voor hoop, leven en rouw. Ook zien we vaak de traditionele brede voegen tussen de bakstenen waarop een witte voegstreep geschilderd is. Van latere tijd zijn de huizen in Hollandse stijl, met trapgevels, dakpannen en vensterbanken. Uiteraard treffen we ook voor vele ramen de beeldjes van hondenparen die naar buiten kijken als de schipper van huis is.

Fanø heeft naast het brede zandstrand ook een duinachtige Waddenkust met veel bos en heide. Om alle facetten van het eiland goed te kunnen bekijken blijven we er drie nachtjes. Voor we de veerboot weer opgaan kopen we nog een souveniertje in het scheepvaartmuseum. Daar vraagt de verkoopster heel enthousiast of we aanstaande woensdag nog op het eiland zijn, want dan brengt koningin Margrethe een bezoek aan Esbjerg en Fanø, ook staat een bezoekje aan het scheepvaartmuseum in de planning. Ze zijn er hevig aan het oppoetsen geweest. We wensen de verkoopster alvast een heel fijn koninklijk bezoek toe.

augustus 2021