Landes, Baskenland en Cantabrië
Een beetje onwennig nemen we de A7 richting het westen. Het is alweer tien jaar geleden dat we richting Frankrijk reden, ons favoriete vakantieland van toen we nog met z’n tweetjes kampeerden, met ons trekkerstentje en later met de kinderen met een caravan. Sinds we de overstap maakten naar de camper gingen de vakanties vooral richting het noorden en namen we de A7 in oostelijke richting. Maar deze zomer is ons reisdoel Noord Spanje. Vooral zijn we erg benieuwd naar de kusten daar, waar bergketens tot aan de oceaan reiken.
We hebben aardig wat kilometers af te leggen, zeker nu we vanwege de voorbereidingen voor de aanstaande Olympische Spelen kiezen voor een alternatieve route, met een grote boog om Parijs heen. De eerste dag zetten we even flink af en vinden voor het avondeten een plekje op een camping onder Caen. Het blijkt een pleisterplek voor Engelsen, wat qua ligging ook erg logisch lijkt met meerdere ferriehavens langs de kust.
Landes
De tweede reisdag maken we ook nog even een grote stap. Voorbij Bordeaux buigen we geleidelijk richting de kust van Landes, het Franse deel van de Golf van Biskaje. De zandstranden met golven vanaf de Atlantische Oceaan zijn een paradijs voor surfers. Rond de camping van Contis-Plage heerst op deze zonnige dag in juni al een lome beachclub sfeer op de vele terrassen. We volgen dit voorbeeld en pakken onze eerste rustdag en gaan uitslapen, lezen en lekker rondslenteren.
Met de aanwijzingen van onze inspiratiebron Take The Slow Road dalen we af naar het zuiden. De route gaat door meerdere kustplaatsen, met veel variatie aan natuurschoon en bebouwing. Aan het begin van de tocht rijden we langs riante duinvilla’s in de dennenbossen langs de kust. Geleidelijk komen er meer hotels en badstranden langs de route. De kust krijgt meer kliffen, inhammen en landtongen. Het raakt steeds meer bebouwd en de wegen staan volgeparkeerd.
In Biarritz is er een krioelende mensenmassa op deze zonovergoten dag. De camper ergens parkeren zit er niet in. We rijden pal langs het stadstrand, La Grande Plage, passeren het badhotel, Hôtel du Palais, en genieten van de doorkijkjes naar de oceaan beneden ons. Het uitzicht wordt steeds mooier. De route gaat via het klif bij la Côte des Basques en de oude haven van Saint-Jean-de-Luz naar de wijdse uitzichten van de Corniche Basque.
Dan bereiken we de havenstad en tevens grensplaats Hendaye. Onderweg hebben we de koelkast aangevuld, want ook hier blijven we weer twee nachtjes staan. Hendaye ligt aan de monding van de grensrivier. Aan de overkant van het water loopt de stad door als het Spaanse Hondarribia. Langs de haven zijn nog de restanten van verdedigingswerken en het fort Vauban te zien, met kanonnen gericht op de Spaanse oever. Het stadje zelf is wat rommelig en wordt momenteel grondig gerenoveerd. De boulevard heeft meer te bieden, badhotels, vakantievilla’s en appartementen. Iconisch is het badhotel Résidence Croisière in Marokkaanse stijl.
Het strand is overdag behoorlijk breed, maar door het getijde komen in de avond, bij hoog water, de golven tot aan de voet van de trappen van de promenade. Het zandstrand loopt vanaf de havenmond aan de zuidkant tot aan de rotsen aan de noordkant van het stadje. De beboste rotsen reiken tot in zee, met twee losstaande rotsen voorop, Les Deux Jumeaux. In de bossen bevindt zich het landgoed en het kasteel van Abbadia, een wetenschapper die vooral bekend is geworden door het vastleggen van de Baskische taal. Het kasteel is van eind achttienhonderd, maar is geinsipreerd op de oude bouwstijlen. De wandeling langs de randen van het landgoed geeft je mooie vergezichten op het stadje en de kusten.
Op gebouwen, tuinhekken en souveniers zien we het Baskische kruis afgebeeld, de Lauburu. Het is een zonnewiel van vier komma’s die symbool staan voor de vier regio’s van Baskenland. Het is een beetje vergelijkbaar met het Pompeblêd voor de Friezen.
Baskenland
We verlaten Frankrijk via de brug over de grensrivier en gaan Spaans Baskenland in. Het stadsdeel Hondarribia, met haar strakke hoogbouw, lijkt totaal niet op haar Franse evenknie, met voornamelijk stadsvilla’s en grote tuinen. Na nog geen half uurtje rijden staan we al in hartje San Sebastián. We parkeren de camper bij het park Miramar voor het voormalige zomerverblijf van de koninklijke familie. Het ligt pal aan de boulevard en het strand van de stadsbaai, La Concha. Voor een habbekrats kunnen we er urenlang staan, dus ruim de tijd om op het strand en in de oude koninklijke stad rond te slenteren en nog te lunchen ook. De stad is een en al pracht en praal, statige gebouwen, paleizen en winkelstraten, maar vooral de cirkelvormige baai met haar elegante promenade is de publiekstrekker.
Onze volgende camping ligt even buiten de stad, hoog boven de kliffen bij Deba. Hier zitten we de bui uit en laden we ons op voor het volgende stedentripje. De volgende dag wordt het elk uur meer zomer, aan het eind van de middag tikken we al bijna weer de dertig graden aan. We verlaten de camping via een aantal haarspeldbochten en komen dan op een snelweg die niet veel rechter is. We slalommen door de Baskische Bergen en een aantal malen treffen we een tunnel. De sprookjesachtige omgeving wordt her en der bruut verstoord door stadjes van opeengepakte flats. Dan volgt de snelweg een vlakkere route, langs de oever van de Ria de Bilbao. Aan weerszijden van deze monding van de Nervión ligt Bilbao, de provinciehoofdstad van Biskaje, omringd door heuvels. De stad zelf kent ook veel hoogteverschillen, vooral tussen het oude en het nieuwe gedeelte.
Bilbao telt bijna twee keer zoveel inwoners als San Sebastián en heeft een totaal ander karakter. Op de zomerse zondag lijkt het leven zich hier op straat af te spelen. Hoewel de winkels, op een enkele na, gesloten zijn zitten de terrassen tjokvol. Of eigenlijk staan ze vol. In deze regio zijn ze verzot van een soort kroegentochten, op pleinen en straten bieden cafeetjes drankjes en versnaperingen, pintxos en tapas. Op een lege maag en met nog een stukje rijden voor de boeg lijkt het ons niet verstandig en kiezen we toch maar voor een stevigere lunch.
We parkeren de camper in de oude stad, Casco Viejo, met haar nauwe straatjes met gekleurde hoogbouw en smeedijzeren balkonnetjes. Een trappengang voert ons van de hooggelegen oude begraafplaats naar de San Nicolas de Bari kerk aan het water. Via de promenade en parken aan het water lopen we richting het spectaculaire Guggenheimmuseum, de bloem van titanium. Het museum wordt omringd door grote kunstwerken, waaronder een reusachtige spin en een hond van bloemen. We lopen via het centrale Plaza Moyúa langs meerdere wel haast gebeeldhouwde gebouwen en veel hoogbouw in Jugendstil. Op onze wandeling halen we nog twee punten Cheesecake voor op de camping, om nog even na te genieten van alweer een geslaagde dag.
Cantabrië
Van Bilbao volgen we de kustlijn naar de volgende camping. De snelweg volgt de heuvels en rotsen tot aan de stranden. De uitzichten zijn fantastisch. Tijdens het rijden zie je de zandbaaien voorbij komen. Het is dan ook een regio van nationale parken, kapen en stranden. We zijn inmiddels in Cantabrië en zoeken er voor de komende paar dagen de toeristische baai bij Noja op. Na een middagje stad dompelen we ons even helemaal onder in het vakantiegedruis, op plaats zevenhonderdzevenennegentig, op een mega strandcamping met alles erop en eraan.
En we gaan weer verder. Een stadswandeling in Santander staat er vandaag op het programma. Onderweg nog wat mooie blikken op de kust en dan een parkeerplekje zoeken, wat nog niet zo eenvoudig is. Eenmaal gevonden kunnen we hier ook weer voor een euro de hele middag staan. Vanaf de parkeerplaats gaat de weg een heel eind naar beneden, er zijn zelfs roltrappen langs de rijbaan. We wandelen een stuk van de boulevard Paseo de Pereda, rond het cultureel centrum Centro Botín, in het groene hart van de stad park Jardines de Pereda, genieten van een pintxos in de winkelstraat en keren terug bij het eerste zandstrandje voorbij de jachthaven. Santander heeft de meeste stadstranden van de steden die we tot nu hebben gezien. Vanaf de boulevard kun je er met kleine veerbootjes naartoe worden gebracht. Vanaf de haven kunnen we via een wirwar aan trappen weer terugklauteren naar onze parkeerplek.
Eind van de middag nestelen we ons op onze volgende stop voor de komende twee nachten, Comillas. Het wordt werkelijk alsmaar mooier! We staan op een klif boven het zandstrand, met uitzicht op het stadje en de pier. De schrijver van Take The Slow Road staat trots op een foto in het reisboek op zijn plekje op deze camping, drie plekjes van het onze af. Ook de campingbeheerder is enthousiast over deze mooie foto van de camping in het dikke reisboek.
Wanneer je een wandeling door Comillas maakt valt al snel op dat het niet zomaar een havenstadje is. Via nostalgische straatjes en pleintjes klim je naar het oude centrum. Als eerste bezoeken we het El Caprice van Gaudi. De architect die bekend staat om het gebruik van natuurlijke vormen in zijn bouwwerken, maar ook in de meubels die hij ontworpen heeft. Het huis is in opdracht van en voor de steenrijke advocaat van de eerste Markies van Comillas ontworpen. Vlak naast dit Caprice staat de zomerresidentie van deze Markies, Paleis Sobrellano, wat tevens dienst deed als verblijf voor koninklijke gasten. Al deze pracht en praal dateert van eind negentiende eeuw. Vanaf het paleis kijk je uit op de private Pauselijke Universiteit Comillas, Pontificia, een bouwwerk met het aanzien van een gigantisch klooster.
Voor deze reis is Comillas ons keerpunt en gaan we in stapjes weer richting huis. De route van vandaag is zo’n driehonderd kilometer oostwaarts en gaat door het Cantabrisch gebergte met verschillende natuurgebieden. Af en toe rakelings langs de kustlijn, landinwaarts gedeeltelijk over de zuidelijke bedevaartsroute naar Santiago de Compostela, de Caminos de Santiago. We begroeten een aantal pelgrims vanaf de picknickplaats halverwege.
Zodra we Cantabrië verlaten en Baskenland binnenrijden valt ons op dat daar de bewegwijzering acuut tweetalig wordt. Baskenland is één van de zeventien autonome regio’s van Spanje, en heeft een eigen taal, het Baskisch oftewel Euskara. Elke autonome regio heeft zijn eigen regering en president.
Uitstapje naar Navarra
Dan rijden we Navarra binnen. De komende week wordt in de hoofdstad Pamplona gefeest ter ere van de beschermheilige van de stad, San Fermin. De zoon van een senator van Pamplona die rond driehonderd na Christus bisschop Firminus van Amiens werd. Elke dag van de week zijn er overdag stierenrennen, encierros, en ‘s avonds stierengevechten, corridas. Wij wagen ons daar niet aan, maar gaan de dag ervoor de stad in om de voorafgaande festiviteiten mee te maken. De grote groep jonge mannen die zich tegelijk met ons incheckt op de camping komt overduidelijk voor de rest van de week. Maar misschien zijn ze ook wel zo opgefokt door een combinatie van de hoge temperaturen vandaag, de biertjes in grote plastic bekers en de voetbalwedstrijd zodadelijk, de kwartfinale van het EK waar Spanje het tegen Duitsland zal opnemen.
Een klein stukje lopen vanaf de camping stappen we op de bus naar het centrum van de stad. De dresscode is wit met rood. Dat is op de camping al goed te zien, vrijwel iedereen draagt een soort stierenvechterstenue, witte broek en wit shirt, rode zakdoek om de hals en vaak een rood lint om de heupen. Bij de bushalte, op de route en in de hele stad wemelt het van de mensen in witte en rode kleding. Zelf heb ik mijn roodste jurkje aangetrokken en Pieter schaft in de stad nog een passend shirt aan. Overal heerst een festival sfeer in de straten en op de pleinen. Het park rond de restanten van de Citadel is helaas, maar begrijpelijk, afgezet voor publiek en een wandeling langs de monumentale gebouwen is vrijwel niet te doen. Daarvoor in de plaats genieten we van de volksdansvoorstelling op het Plaza los Fueros de Navarra. Na een paar uurtjes sfeer proeven, winkelen en een overheerlijk stierenstoofpotje nemen we de bus terug, nu de menigte nog in een vrolijke aangeschoten stemming is.
We verlaten Pamplona, op de camping ziet het alweer wit en rood van de festivalgangers. Op de rotonde is er een strenge politiecontrole op alcohol bij het verkeer dat de stad verlaat. We gooien de tank nog even vol met waanzinnig goedkope diesel en duiken de bergen weer in. Er passeert een volgepakte bus met passagiers in feesttenue. Wij zijn er klaar mee en genieten van de rit, langs dorpjes, watervalletjes en door nog meer en langere tunnels dan tot nu toe.
Terug langs de Franse kust
En dan opeens zijn we weer in Frankrijk. We zien Saint-Jean-de-Luz, Biarritz en Contis-Plage weer op de borden langs de snelweg aangegeven, maar we rijden door. De wereld is weer plat. Ter hoogte van Bordeaux keren we in een rechte lijn naar de westkust, naar het Dune du Pilat, een reusachtig duin aan de baai van Arcachon. Vanaf de camping loop je zo het duin op en kijk je uit over de baai naar de vuurtoren van Cap Feret. We zitten hier in een op en top vakantieregio, paragliders zweven voor onze camper langs als zwalkende luchtfietsers. Dat er twee jaar geleden een flinke brand heeft gewoed in de dennebossen langs de kust maakt de omgeving nog surrealistischer, alle accomodaties op de camping zijn gloedjenieuw en van de bomen zijn alleen nog de zwartgeblakerde kale stammen over.
Het is weer een zonovergoten dag, met temperaturen boven de dertig graden. Vandaag doen we weer even lekker niks, alvast wat opladen voor de lange reis naar huis. Die gaan we net als de heenreis in twee grote stappen doen. Dat betekent twee langere reisdagen van ieder zo’n zevenhonderd kilometer. We sluiten Landes af met een schitterende zonsondergang vanaf het hoogste duin van Europa. En met ons had zo ongeveer de halve camping hetzelfde idee om deze mooie dag mee af te sluiten.
Bij Bordeaux steken we de Gironde over en doorkruisen we glooiende wijnstreken. Halverwege onze reis terug naar huis nemen we nog een tussenstop in Honfleur, aan de zuidoever van de Seine, met Le Havre aan de overkant. Tien jaar geleden waren we ook hier, met de jongens, op ons rondje Normandië. We halen de foto’s van die zomervakantie erbij en delen de herinneringen met het thuisfront. Een mooie afsluiting van alweer een geweldige reis!
Wanneer we de terugreis Amiens passeren, de stad waar Ferminus eens bisschop was, komt Pamplona even weer bij ons bovendrijven en het feest ter ere van deze beschermheilige, de jaarlijkse Sanfermines. Met een tevreden glimlach vervolgen we onze reis.
juni-juli 2024